<


Lectuur Zeventiger jaren en Negentiger jaren
o

De linguist J a k o b s o n die de nadruk legt op spraak en de articulatie daarvan, vergeleek het keelgat met een kruispunt waar klanken worden gearticuleerd (teksten 1) "Keelgat"... Vlak voor mijn doctoraal -1968- moest ik een artikel van Jakobson lezen over taalverwerving bij babies. Over hun speelgeluidjes, hun ongearticuleerde gebrabbel.

o

Na mijn doctoraal ging ik in Den Haag wonen: op de hoek van de Laan van Meerdervoort en de Anna Paulownastraat - dus op de rand van het kruisingsvlak - stond in de jaren zeventig een man die bij de stoplichten onverstaanbaar brabbelde zoals de Jakobson baby, terwijl hij tegelijk brede stop- en doorlaat- gebaren maakte. Onwillekeurig riep hij het ongearticuleerde brabbelen van de Jakobson-baby op die in tegenstelling tot de man op het kruispunt in zijn groei de mogelijkheid zou krijgen om zich steeds gearticuleerder te uiten. Vijftien jaar later schreef ik voor mijn eerste performance "Kruispunt" .
o

Ik las in de zeventiger jaren l'Art Abstrait van D o r a   V a l l i e r. Zij maakte een parallel tussen de tegenstelling kleur/niet kleur en klinker/medeklinker. Het betrof de materiële kleuren op het schildersdoek. Belangrijker: ze wees er op dat onze zintuigen in een heel nauw spectrum functioneren maar dat we via onze instrumenten over een breder spectrum beschikken en wat eerst latent was, zichtbaar kunnen maken. In haar boek stonden afbeeldingen van 'micrographies' van stoffen die onder een electronische microscoop gelegd waren. Ze legde het verband met abstracte schilderijen. Daar leken ze op.

Weer later (2000) las ik nog eens uit haar boek. . .Wat las ik daar? 'le signe, dernier refuge du reél' . 'Het teken, laatste toevluchtsoord van het werkelijke.' Eindelijk.. In de zeventiger jaren was mijn belangstelling gericht op de verruiming van het spectrum via onze optische instrumenten. Maar die fysieke instrumenten waar Vallier het over had, hebben direct te maken met het reële van visuele tekens: alléén onze apparaten, verlengstukken van ons, registeren objectief de signalen die ze opvangen. Wij niet. Wij zijn in het bezit van een psyche die onze waarneming invult met wensen en verlangens. Onze psyche tendeert naar het fictieve. Er is sprake van een mix: realiteit-fictie. Toegevoegde alinea.
o

Ook nam ik toen kennis van S o l l e r s die met zijn boek Le Matérialisme verwees naar Lucretius die de 'clinamen' beschreef: de uiterst kleine richtingverandering van de atomen in hun val. De botsingen, het inwerken van atoom op atoom of de scheppingen van de natuur. In dezelfde tijd: een autobiografie van M a l e v i t c h . Emotie noemde hij een "élément additionnel".
o

In de negentiger jaren leerde ik de tweevoudige struktuur van de figurenreeks (reeks 1, de A e B figuren) beter kennen door de parallel die Thierry de Duve in zijn boek "Nominalisme Pictural" trok: D e S a u s s u r e considered language as the correlative section of two amorphous masses, one made up of acoustic images and the other of mental images. C h e v r e u l similarly considered the color spectrum as the correlative section of a continuum of physiological sensations and psychological perceptions.
o

Iets later vanaf 1997/1998 las ik over de categorieën van P e i r c e. Zijn eerste categorie is de categorie of 'being'. In die categorie komt kwaliteit of ho0edanigheid ter sprake: iets onveranderlijks en onverstoorbaars in elk verschijnsel. Zijn begrip leek erg op iets in de taalkunde: het onverbogene. Verbuigingen, uitgangen zijn effecten en die krijg je pas in een omgeving of context. Het eerste wat in literatuur naar je toekomt, wat je opmerkt bij een auteur is zijn "stijl". Of zijn kwaliteit of hoedanigheid. Of predicaat (vb: de lucht is blauw , zie P) Dit begrip is vooral belangrijk omdat bepaalde figuren (de tekens) in mijn reeks steeds iets onthouden en doorgegeven moeten. Zonder "hoedanigheid" (positief of negatief) valt er niets te onthouden of door te geven. Kwaliteiten zijn als estafettestokjes die doorgegeven kunnen worden. Ik voelde me verwant met zijn "tekens" of representanten en zijn brede kijk. Zijn ideeën sloten vaak aan bij mijn eigen "waarnemingsbelevenissen".
o

Dankzij de lectuur van "The Sign of Three" - uitgegeven door E c o and S e b e o k waarin hij op zeer innemende wijze beschreven wordt, leerde ik Peirce kennen.

Tekst 4 heeft een eigen verhaal. De boeken waren inspiratie bronnen. Mijn reeks was er al vanaf 1984- al was het in viltstift - lang voordat ik zelfs maar de naam van Peirce gehoord had.
o
o
o