|
1961 - 1968 Groningen Franse Taal en Letterkunde The missing link. Vanaf 2015
|
|
Zonder het te beseffen maakte ik in die periode een veranderend paradigma mee. Ik leerde bijvoorbeeld met ponskaarten omgaan. De output van een computer. Hij gaf je een antwoord in rechhoekige gaatjes. Je vernam dat Corneille het woord 'coeur' zoveel maal had gebruikt en Racine slechts zoveel! Dat vermoedde je natuurlijk al, je kon het wel raden maar de onthoudkracht van de computer hielp een handje, gaf je een soort bewijs.
|
|
Ik merkte de rücksichtloze vereenvoudiging van het analytisch procédé op en de afdoende bewijsvoering wat betreft de inhoudelijk prioriteiten van de twee auteurs.
|
|
De schraalheid van het analyse-instrument en de rijkdom van de kunstwerken stonden in pikant contrast.
|
|
Je moest referaten houden. Je leerde veronderstellingen maken: misschien zit het zus misschien zit het zo. Nou ja een beetje. Het was een soort giswerk.
|
|
Zo giste ik begin jaren tachtig, weer terug in Den Haag dat de laatste drie elementen uit de zestallige reeks niet alleen van Soll Lewitt maar ook van Euclides een soort functies van de waarneming waren. Dat ze een soort sleutels waren voor onze manieren van kijken. Ze leken mijn waarneming te faciliteren.
|
|
De laatste figuur (het parallellogram) maakte een beslissend verschil.
Ze gaf ongewild richting aan mijn blik. Ze was de beweegreden van mijn oogopslag. Alleen dit element was asymmetrisch. Het was de missing link waar ik naar gezocht had. .
|
|
Waarom? De opstart van deze reeks was de kunst van Malevitch geweest. Zijn dynamische vormen waren het die me bijgebleven waren. Zoiets wilde ik.
|
|
Toen ik weer later in de jaren negentig (1990-2000) las dat Z E N O de Stoicijn in hetzelfde tijdperk leefde als Euclides namelijk in het Hellenistische tijdperk en dat hij over waarnemen én tekens schreef, gaf me dat een steuntje in de rug. Het was wel flink wat eeuwen geleden, dat ie dat zei. Ik vond dat geen bezwaar.
|
|
Het was in mijn beleving toch een bewijs dat ik er goed aan deed die reeks van Euclides met tekens in verband te brengen.
Het was een 'toen ook al' indirect bewijs. Een vrolijke theorie.
|
|
Euclides en Zeno leefden wel 100 jaar uit elkaar, maar er was schrift op een drager, er waren boekrollen, die huisden in een bibliotheek, er was overlevering. Net zoals wij graag willen weten wat mensen 100 jaar geleden dachten en voelden en nieuwsgierig Multatuli of Proust ter hand nemen, deden zij dat ook. Ze hadden er dankzij de Alexandrijnse bibliotheek de gelegenheid voor.
|
|
Het was me duidelijk dat de elementen van Euclides meer dan 2000 jaar geleden waren bedacht en dat ze nu nieuwe functies hadden en er anders uit zouden moeten zien.
Naar mij toegebracht en vanuit een ver verleden bij mij aangekomen - in ongeveer begin 1983 - moesten ze wel veranderd zijn. // |
|
|
Space Odyssee
|
|
Zijn Elementen waren middel, geen doel. Ik wilde toen op eigen manier exploreren hoe 'licht en tijd' zich uitdrukten en wat er nodig was om hen te verbeelden. // |
|
Bij 'licht voegt zich vanzelf het begrip tijd en ruimte. Ze houden het begrip afstand en ontmoetingen in... De kromming van de aarde, de buiging van de atomen, hun onwaarneembare botsingen. De mogelijke nieuwe combinaties. |
|
*R. Caillois: l'Asymétrie crée le phénomène. |
|
Er onder door tunnelen vervolg |
|
Ludlow |
|
go to top |