picture
picture
V o o r b l a d
                                     
o

Enschede   2
o

Bikkels en knikkers

Er waren toen niet alleen bikkels, de glazen transparante stuiters, maar ook knikkers en er zat een laagje kleur over heen. Ze waren van mindere waarde. Het viel me op dat ze niet helemaal rond waren en op weg naar de kostbare stuiter die ze moesten raken, een beetje hobbelden en daarom veel trager gingen dan je eerst dacht Je kon dat éne dunne laagje kleur er afkrabben en dan zag je de schamele binnenkant, de donkergrijze klei..
o

Het concept van dat éne laagje betrok ik later bij het ontwerpen van de laatste figuurgroep. Die kinderrbelevenis was een soort fotografisch beeld in me dat me hielp dat uitwendige beeld te accepteren en het niet te verwerpen.
o
o

Frontaal

De auto, wonderbaarlijk middel van vervoer, van voren bekeken. De eigenaar van het fabriekje twee huizen naast ons had een Hillman en heette Hörmann. Zijn trotse bezit stond voor zijn huis in lichtgrijs en ik stond er vaak naar te kijken, er recht voor staand, frontaal en op de straat zelf, naast de stoep, Ik verzon dat ik er goed vanaf zou komen als ik door zo'n auto aangereden zou worden. Ik berekende mijn kansen. Van voren had de Hillman maar twee wielen en ik zou er mooi - tussen die twee wielen in - levend aan de achterkant weer vandaan komen. Er waren toen ook ook auto's met drie wielen, die waren pas gevaarlijk, dan had je geen enkele overlevingskans.
o

in mijn voorbereidende schilderijen gebruikte ik die frontaliteit van auto's - eerst van ver weg bekeken, later van dichterbij - om verder te komen met mijn licht- en kleurideeën. De auto's ver weg leken zoals ik ze schilderde op zilvermoleculen die reageren op licht.
o

Herhaling

Het fabriekje werkte dag en nacht. Het was van dezelfde meneer Hörman en het vulde de hele achtertuin . Er werden 'kikkerogen' gemaakt. In het rubber werden gaten gestanst waarin lichtgevende bolletjes werden gedrukt. Bevestigd op de witte streep die de auto's in twee banen van tegenovergestelde richting moesten scheiden, vooral langs de bochten. Wel hobbelde de auto wat als je er overheen reed. Met dat zich herhalende, obsessieve geluid van de stansmachines viel ik 's avonds in slaap. Het was iets vertrouwds.

Later werd herhaling de motor van de vormveranderingen in mijn reeksen. Herhalingen spelen zich af in de dimensie van de tijd.

Kastanjes aan een touw ronddraaien
[picture]
o

Uitroepen of Yells   recht tegen over elkaar

De yells die kinderen tegen elkaar of tegen andere wezens riepen in luide kreten. Één daarvan was bij mij geliefd: 'wat je zegt dat ben je zelf'. De tweede zin was: 'doe je kop maar door de helft'. Van die tweede helft hoorde ik later.Je herhaalde de uitroep op ritme en toon. Tegelijk maakte je opgewonden sprongetjes. 'Wat je belooft, moet je doen!' was ook zo'n roep; er kwam vast nog wat achter. Of tegen een pauw: 'pauw, pauw, ik ben mooier dan jou'! De uitroep lijkt banaal maar voor een kind gaat het om de confrontatie met een ander levend wezen. Je keek de pauw die voor je stond recht aan en je zag die wezenloze concentrische cirkels van zijn blik. De pauw antwoordde met een rauwe kreet. Er stond een hek tussen ons, dat wel.

Bij een hevig gevoel had je lichaam een heel andere, wat schokkerige motoriek. De automatische beweging die ik later in New York 'uitvond' maar die geheel en al geïnstrueerd werd door de vormgeving van de reeks figuren, had direct te maken met wat ik toen als kind ervaarde. Dat mechanische van je lichaam voelde je bij sterke emotie. Alsof je draaide op te weinig frames per seconde.
o

Het dubbele touwtje springen  De twee helften

Straat spel. Twee meisjes staan twee touwen tegen elkaar in te draaien. Tegenover en op een zekere afstand van elkaar. Je stond te wachten in de rij tot je in de dubbele bocht mocht springen. Was je aan de beurt dan hoorde je niet meer bij die rij. Even deed je niets. Je ging een beetje heen en weer met je bovenlichaam. Je keek niet zozeer naar de touwen. Je was aan het spieden om een gat te vinden tussen die touwen. Op het juiste moment sprong je in elkaar snel afwisselende touwbochten. Eerst kwam er een hole bocht aanzetten, daarna een bolle bocht of net andersom. Ging je erin, dan werd gezongen In Spin, De Bocht Gaat In. Je moest over het touw dat de grond raakte springen. Dat deed je met zijwaartse sprongetjes, de voeten goed tegen elkaar aan. Want er kwam alweer een nieuwe bocht aan waar je ook overheen moest. Was je 'af', sprong je op een touw, dan was het Uit Spuit, De Bocht Gaat Uit. En ging je weer achter in de rij staan. We waren in hevige maar vrolijke opwinding voor, tijdens en na het springen. Er was één regel: stap niet op het touw, je zag de touwen naar beneden vallen en het spel was dood. En jij ook. Even.

De emotie van het lichaam. Dat lichaam was toen 8 à 9 jaar oud.

Dit geschreven naar aanleiding van de tegen elkaar in gaande 'dubbele bocht' in de scores. De twee helften van de cirkel. Bij geluid heb je de loop. 2025.

een beweging in twee delen

Hoepel en Stok.

Oh! Deze nog. De hoepel en de stok. The hoop and the stick.

Ze geven het zelfde beeld als de binaire code: 1- 0

De stok is de 1

De hoepel is de 0

En ik ben dat verbindende streepje

die digit -

die maakt dat de hoepel door de stok in beweging wordt gebracht. 2025

Het zou een vers kunnen zijn. De hoepel en de stok, van dat concept had ik omstreeks 1990 een tekening gemaakt.- nee het was eerder, ik had mijn eerste performance al achter de rug. Daarna denk je nog wat na over de opstelling die je aan je figuren had gegeven. Die duidelijke tweedeling met het licht frontaal op het publiek... ook viel me op me op dat de eerste figuur, cirkel met daarop rechthoek, leek op de formatie 'hoepel en stok' uit mijn kindertijd. Bij het rennen achter de hoepel aan, leek de stok aan de voortbewegende hoepel vast te kleven, terwijl ik op mijn beurt aan de stok kleefde. Ik was in mijn hoepel spel eigenlijk een levend voorbeeld van het drietal ('de drie categoriën') waarmee ik later ging werken .

Van die 'hoepel en stok' dus had ik een voorblad gemaakt bij Ger Kouwenberg thuis. Zo leerde hij me computer tekenen. Misschien kan ik het blad nog vinden.

1987-2025.

Jaren tachtig in Den Haag. Computer spel.
[picture]

Jaren tachtig in Den Haag. Met de komst van de computer vond er een naarbinnenkering plaats, de spelletjes verdwenen van straat om binnenskamers weer op te duiken. Ik gaf daar een voorbeeld van in mijn eerste performance waarvoor ik videogame music had opgenomen bij een vriendje van mijn zoon. Om aan de figuren toe te voegen. Die toen eigenlijk al spelers op een computerscherm werden. Lady Tut zou mijn avatar kunnen zijn. Zou het?

Je kunt de spelletjes nog steeds downloaden.

Bij dit vriendje hadden ze een Atari. Bezuidenhoutseweg, aan het eind van het laatste blok.

1980 Pac-man voorouder? Ten dele. Het figuurtje beweegt. Er is belichaming: een pixel etend mondje. Er was geluid. Je ziet het figuurtje op vaste plaatsen omkeren. In de breedte of in de lengte of allebei. Het maakte zo een veld op het scherm. Er waren spelnivo's. Er waren voorwaarden. Vooral er was een schat.

Pac-man was ... Ik zag later in New York een schilderijtje van Man Ray. Een rood geverfde vrouwenmond zwevend over een landschap...

Wat had Pac-man dat dat schilderij niet had? Digitale aanwezigheid. Zijn bewegingen waren zonder meer 'electromagnetisch'. Magnetische krachten, positieve en negatieve, veroorzaakt door elektriciteit. Elkaar aantrekkend, elkaar afstotend. Pac-man was een schermafbeelding.

Pac-man kent geen emotie. Laat staan een bewustzijn.
[picture]

                            1989    filmpjes op Apple SE

                                     Enschede 1

                                     Enschede 3

                                     Enschede 4

                                     Performance 1

                                     Henri's House